Deze versie van het V&A is vervangen door Vraag & Antwoord 08-048 d.d. 17 december 2015.
Artikel 18a Wet op de loonbelasting 1964
Artikel 18a, zesde lid, Wet op de loonbelasting 1964
Gevolgen voor het partnerpensioen van de actuariële herrekening van het ouderdomspensioen (Vraag & Antwoord 08-048 d.d. 110209)
Vraag
Ouderdomspensioen kan eerder ingaan dan de in de regeling vastgestelde pensioendatum. Indien het ouderdomspensioen eerder ingaat dan bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd of de in de pensioenregeling vastgestelde latere pensioendatum, moet het pensioen op grond van artikel 18a, zesde lid, van de Wet LB actuarieel worden herrekend. Wat zijn de gevolgen voor het partnerpensioen?
Antwoord
Het partnerpensioen wordt altijd door de vervroegde pensionering beïnvloed. Omdat het aantal deelnemingsjaren afneemt, wordt ook het partnerpensioen naar evenredigheid verlaagd.
Bij de actuariële herrekening van het vervroegd ingaande ouderdomspensioen zijn er voor het partnerpensioen twee mogelijkheden:
Ter illustratie het volgende voorbeeld.
Voorbeeld (bedragen in €)
Een werknemer bouwt een ouderdomspensioen op van 2% per jaar (eindloonregeling). Het ouderdomspensioen gaat volgens de pensioenregeling in bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Het partnerpensioen bedraagt per (bereikbaar) dienstjaar 1,4% van de pensioengrondslag (pensioengevend loon minus franchise) van 100.000. Er wordt voor het partnerpensioen rekening gehouden met het aantal dienstjaren dat bereikt kan worden indien de dienstbetrekking tot de in de regeling vastgestelde pensioendatum wordt voortgezet. Het aantal bereikbare dienstjaren is 35 jaar. Het bereikbare ouderdomspensioen bedraagt 70.000 (35 jaar * 2% * 100.000). Het partnerpensioen bedraagt 49.000 (35 jaar * 1,4% * 100.000).
De werknemer besluit om het ouderdomspensioen op 60-jarige leeftijd te laten ingaan, de partner is dan 58 jaar. Op dat moment zijn er 30 dienstjaren verstreken. Op 60 jaar bedraagt het opgebouwde ouderdomspensioen (ingaande op 65 jaar) 60.000. De actuariële waarde van de op 60-jarige leeftijd opgebouwde pensioenaanspraken is 656.257. Deze koopsom vormt het uitgangspunt voor de actuarieel neutrale herrekening.
De uitwerking van het voorbeeld luidt voor de twee hiervóór genoemde mogelijkheden als volgt:
De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van de Overlevingstafels GBM/GBV 1995-2000, zonder leeftijdscorrectie, continu uitkeringen en een rekenrente van 4%.
De inhoud van dit Vraag en Antwoord was eerder opgenomen in onderdeel 13 van het vervallen besluit CPP2003/530M (besluit van 29 augustus 2003)